History of Tango
Via ontelbare verhalen en verschillende versies van de "geschiedenis van de Tango" kwamen we toevallig uit op een, naar onze mening, ruimere en completere versie van wat de geschiedenis van de Tango volgens ons zou moeten bevatten. Daar Tango niet zomaar een zoveelste dans en/of muziekgenre is, maar vooral de gevoelswereld weergeeft van de (oorspronkelijk) Argentijnse geschiedenis en de waarden van deze smeltkroescultuur bevat, is dit een onderwerp dat niet zomaar in 1,2,3 kan uitgelegd worden. Deze geschiedenis geeft echter toch wel een vrij volledig beeld van het ontstaan en het verloop van deze fantastische communicatievorm en de wereld van de Tango...
Veel Plezier ermee !!!
Callan & Chantal
Tango, iets meer dan muziek is een tekst van drs. Ana Sebastian. De geschiedenis van de Tango, 1990, Breda en is verkrijgbaar in het Danscentrum van vzw Polariteit waar we ook deze geschiedenis van de Tango vonden. De Foto's komen uit 'El Arte del Tango' door Horacio Ferrer en Wouter Brave.
Tango, net iets meer dan muziek.
De film, sinds Rodolfo Valentino tot Al Pacino, de televisie en de show leert de buitenlanders de tango alleen kennen als een dans. Een heel gesofisticeerde dans die doet denken aan de high life van La belle époque, die voor Europeanen en Noord-Amerikanen een andere betekenis heeft dan voor de Argentijnen.
Het woord tango is een verbastering van de Afrikaanse naam Shango, de god van de donder en de stormen, de heer van de membranofonen, de slaginstrumenten.
Als muziekgenre bestond de tango reeds lang voordat er op gedanst werd. Wat muziek betreft, is tango een product van het zwarte muzikale element, de candombe, de milonga en de habanera.
Geschiedenis
De mensen van de volksbuurten dansten hem als een eigen "manier van doen". "Deze mensen werden direct herkend aan hun cadens en agressieve wijze van dansen, zonder uit de maat te raken, vasthoudend aan de eigen ontwikkeling van elke dans en zijn ingewikkelde en moeilijk lopende figuren, op karakteristiek swingende wijze, namen zij hun partner bij de taille en leidden haar zigzaggend in strakke lijn, op zoek naar het onvoorspelbare, het vreemde, dat uit deze pretentieuze, bijna Afrikaanse beweging naar boven kwam.
Terwijl zij de dans zonder te breken, met rechte lijven dansten, stopten zij plotseling om hun improvisatiekunsten te laten zien. En zo kwam de beroemde corte tot stand, een demonstratie van virtuositeit die de vaart van het danspaar stuitte. Deze cortes en quebradas maakten grote indruk op de aanwezigen, die met hun aanmoedigingen opzweepten tot nog gedurfder dansen.
De man leidde zijn partner door de lichte druk van zijn rechterarm rond haar taille, zij werd meegesleurd door de opwellingen die bij haar partner onder het dansen opkwamen, en moest erg oppassen om niet uit de maat te raken, omdat zij dan in de ogen van de toeschouwers voor schut zou komen staan [...] Een van de belangrijkste vernieuwingen van de milongueros was dat de vastgestelde figuren en passen niet geaccepteerd werden; hun originaliteit berustte op de vaardigheid van de man om met zijn rechterarm de koers aan te geven die in de improvisatie gevolgd moest worden, en op de intuitie van de vrouw deze te raden.
Deze speciale gave van de jongeren van de volksbuurten bij het dansen van de habanera leidde de overgang in de habanera naar een nieuwe muzikale vorm, die met het verstrijken van de jaren tango zou worden genoemd."
Deze dans was een "must" in alle danssalons en op familiefeesten. Het was de dans van onze voorouders, ouders, ooms en tantes. Heden is de tango in heel de wereld een rage geworden in de danssalons, dansscholen en shows. Maar het is niet met de dans dat men zich identificeert, maar met de achterliggende waarden van de tangocultuur die in de teksten worden naar voorgebracht. Je kan ie hele leven zonder tango te dansen leven, maar, als je Argentijn/se bent, kan je niet de filosofie van tango vermijden. Dus, voor ons, hebben de charmante dansende vrouwen met een rok met een split aan de ene kant en de agressieve mannen met de mode van wat we guapos (dappere mannen) noemen, weinig betekenis. Soms, als ze goede dansers zijn, bewonderen we hun kunst. Soms, als ze overdrijven, vinden we het nogmaals belachelijk.
Luis Labrana
Zoals Luis Labrana 'De geschiedenis van de Tango' schrijft:
"De tango is een cultureel verschijnsel dat zich ontwikkelt in de boezem van een bepaald soort samenleving. Het is de uitdrukking van een warrige versmelting van tegenstrijdige belevingen en wereldbeschouwingen, die we aantreffen in twee steden aan de monding van de Rio de la Plata: Buenos Aires en Montevideo. De tango kan daarom niets anders zijn dan de culturele uitkomst van de mengeling van de bestaande bevolking, de criollos [kinderen van Europeanen, in het bijzonder van Spanjaarden die in Amerika zijn geboren], met de nieuwe kolonisten: de immigranten, die minstens zoveel hebben bijgedragen tot onze idiosyncrasie als de Spaanse kolonisatie."
In deze zin is tango de vertegenwoordiger van de stedelijke cultuur en in de eerste plaats van Buenos Aires, dat zich ontwikkelde tot de grootste hoofdstad van Zuid-Amerika met een grote culturele belangstelling.
Socio-culturele achtergrond
Twee strekkingen
Tot 1852 waren in Argentinie twee verschillende strekkingen over hoe het pas uit de handen van de Spanjaarden bevrijde land moest worden opgebouwd. De twee projecten hadden als vertegenwoordigers twee verschillende sociale en politieke groepen. De ene - unitarios genoemd - verdedigde de belangen van de handelsbourgeoisie van Buenos Aires en sommige provincies en wilde de invoer van producten en ideeën van Engeland en Frankrijk en een centrale macht gevestigd in Buenos Aires-stad. De andere - federales genoemd - wilde een ontwikkeling van de economie van de verschillende provincies, Buenos Aires inbegrepen, zonder internationale inmenging in de politiek en de economie van het Rio de la Plata-gebied. Ze vertegenwoordigden de belangen van de gauchos, het arme volk, de negers. Ze hadden meestal een leider, de caudillo, die meestal een oud-strijder tegen de Spanjaarden was, die de belangen van zijn volk vertegenwoordigde en die probeerde zijn mensen te beschermen.
De jaren '30 en '50 van de 19de eeuw
Tussen de jaren '30 en '50 van vorige eeuw hebben de federales het land beheerst vooral onder de macht van Juan Manuel de Rosas, de caudillo van de provincie Buenos Aires. Rosas wilde een land oprichten volgens het federale model van de Verenigde Staten, maar met eigen kenmerken. Rosas was een sterke dominerende man. Hij was heel populair, vooral in de provincies en bij het volk en de zwarte bevolking van Buenos Aires stad. Hij wilde de onafhankelijkheid tegenover Engeland en Frankrijk, de twee supermachten die toen de controle over de wereldeconomie hadden, behouden. Alle twee, Engeland en Frankrijk, samen met de Argentijnse handelsbourgeoisie hebben ze de regering van Rosas geboy-cot, zelfs met een blokkade tegen hem. Alle pogingen tegen Rosas mislukten tot 1852 toen hij werd verslagen door de unitarios die Brazilië en de Engelse Foreign Office als geallieerden hadden.
Vanaf 1852 werden de unitarios liberalen genoemd. Vanaf 1852 hebben ze, op enkele uitzonderingen na, het land beheerst en werd het land afhankelijk van het Engelse kapitaal. Vanaf dat moment, en volgens de "officiele geschiedenis", begon de zwarte legende over Posas. De oligarchie, de klasse van de landbezitters, begon van Argentinie rijk te worden met de export van vlees en tarwe. De bourgeosie begon de belangen van Engeland te vertegenwoordigen tot midden de jaren '40 van deze eeuw.
Buenos Aires verliest in de jaren '80 van vorige eeuw haar karakter van groot dorp van de pampa's en verandert in een echt Babel, een grote kosmopolitische stad die nu nog het Parijs van Zuid-Amerika wordt genoemd.
In 1880 wordt Buenos Aires, na talloze interne conflicten, de hoofdstad van Argentinie. De oorlogen tegen de gauchos en tegen de indianen en de Patagonia zijn voorbij. De Argentijnse oligarchie had zowel de zwarte bevolking als de gauchos gebruikt om tegen de indianen te vechten. De overgebleven zwarte bevolking werd niet vervolgd maar was ook niet welkom. Met hun ideeen van het positivisme hebben zij het land aan de Engelsen verkocht in ruil voor spoorwegen, trams, telefoon en electriciteit. Argentinië werd de parel van Engeland buiten de Common Wealth.
Immigratie
De oligarchie vervolgde, vermoordde de gauchos, die de caudillos hadden gevolgd of maakte hen knechten in hun estancias. De oligarchie wenste een beschaafd Argentinië, met blanken en geen barbaren en stimuleerde daarom de immigratie uit Europa.
Maar aan de verwachtingen van de oligarchie werd niet voldaan, want het waren enkel de arme boeren uit Spanje en Italië de Franse vluchtelingen van La Commune, Engelse avonturiers, Russen, Polen en Duitsers, Joden, Oekrainers, Grieken en Siriers. Het waren arme en door ellende achtervolgde mensen en avonturiers. Ze kwamen gratis aan in de haven van Buenos Aires, vaak niet met hun echte naam, maar met hun handen aan hun lijf en de ambitie om rijk te worden. De immigranten vestigden zich, op enkele uitzonderingen na, aan de rand van de stad, in huurkazernes, de conventillos.
De overstroming van buitenlanders was zo groot en bestond uit mensen van zo'n laag niveau dat de oligarchie helemaal teleurgesteld was. De immigrant met zijn Europees etnocentrisme bekeek vaak de oorspronkelijke inwoner van Argentinië met de ogen van de oligarchie. Dat wil zeggen dat ze de mensen uit de provincies minachtten. Toch was er een vermenging van de verschillende sociale groepen. "De heersende klassen waren echter onverbiddelijk en sloten de drie soorten beesten in één kooi op: negers, gringos zo werden de Europeanen, behalve de Spanjaarden, in Argentinië genoemd en compadres, de man van het platteland die naar de stad is gekomen, leerden de wetten van het samenleven kennen, ze kwamen bij elkaar, sloten vriendschap, trouwden, er werden kinderen geboren ..."
In 1887 bestond meer dan de helf t van de bevolking van Buenos Aires uit Europeanen. Van de 450.000 inwoners waren er 260.000 Europeanen, waarvan 140.000 Italianen.
De conventillos
De conventillos waren oude herenhuizen die soms meer dan veertig kamers hadden, met een gezin per kamer, een keukentje en een gemeenschappelijke w.c. Daarnaast deelden ex-gauchos, kinderrijke families van verschillende afkomst en alleenstaande mannen een gemeenschappelijke patio, een binnenplaats. Hier vindt de vermenging plaats tussen de immigrant, de compadre en enkele negers. De vermening die tenslotte een nieuw type Argentijn zal opleveren: het kind van de immigrant, het kind van deze melting-pot.
Hier leven met elkaar arbeiders en dieven, wasvrouwen en hoeren, dromers en handarbeiders, politieke vluchtelingen en zakkenrollers, en het is hier, in deze promiscuiteit van de patio, dat een nieuwe muziek wordt geboren: de tango.
In de pittoreske mythe van deze geboorte - vooral door academici, schrijvers, journalisten en intelectuelen van de hoge-re klasse verzonnen - praat men over "bordeel en gevangenis". Tango is voor hen nog steeds muziek van mensen buiten de wet. Dit is een oude discriminerende versie die veel mensen nog steeds in stand houden.
De sociale component veroorzaakte ook een verandering in de cultuur: het kosmopolitisme zal een van de kenmerken van Buenos Aires worden. In deze kosmopolis ontwikkelt zich de cultuur van de tango die het resultaat is van de vermenging van de inheemse cultuur van de gauchos, de overgebleven resten van de cultuur van de negers en de cultuur van de nieuwe net aangekomen immigranten.
De Tango
Een manier van denken
De tango is een manier van denken, van voelen en van doen op muziek gezet. De tango is meer dan een muziek die je kan dansen. Het is een cultuur, het is een levenshouding. Als wij, in de ruimste zin, denken dat cultuur een instrument is van een groep mensen om de werkeliJkheid te begrijpen, te bewerken en vaak te veranderen, dan vertegenwoordigt de tango de cultuur van de lagere sociale sectoren van de Argentijnse maatschappij uit een bepaalde periode, met een uitgebreide invloed op anderer sociale groepen.
De cultuur had tot voor kort alleen iets te maken met de elite. Vanuit het perspectief van de elites gelooft men dat daar waar armoede heerst geen cultuur bestaat. Men denkt dus dat armoede hetzelfde is als marginaliteit, d.w.z. hoeren en dieven.
Tango is geen cultureel verschijnsel van de marginaliteit, maar van de armoede. Tango betekent dus: stad, armoede, patio van het conventiyo.
In die patio's komen bovendien twee elementen naar voor. Het eerste, een nieuwe taal die tot nu toe de standaardtaal van Buenos Aires is, het lunfardo, met termen en uitdrukkingen uit verschillende talen, met dezelfde intonatie als het Italiaans. Het tweede element is heimwee. De nostalgie van de mensen, die aan hun ver land denken, of van de gauchos met heimwee naar de pampa's of van de zwarten die hun gouden tijden onder Rosas misten. Heimwee die later zou vertolkt worden door de klank van de bandoneon die door de Duitser Heinrich Band in 1835 gecreëerd werd om het orgel in de mis te vervangen.
De tango werd gezien als een muziek voor en van misdadigers, marginaal, sensueel en provocatief. Hij werd beschouwd als het reptiel van het bordeel omdat de rijke lui met hem in aanraking kwamen in de bordelen. Dat was de enige plaats van contact met de andere sociale klassen. Daarom werd deze dans door de Paus en de overheid verboden. Hoewel hij in de bordelen werd gespeeld, is de tango vooral de muziek van de volksbuurten. Maar toch kwam hij in het middelpunt van de belangstelling via onschuldige orgeltjes.
Parijs
Maar niemand is profeet in eigen land. De tango landde in Parijs voor de Eerste Oorlog. En daar werd hij mode. De Argentijnse elite, consequent in zijn snobisme, die deze muziek afkeurde in eigen land, begon tango te leren dansen in de Lichtstad.
De eerste tango's werden niet gemaakt door beroepsmusici, maar door gewone mensen die op hun gevoel speelden. Vandaar dat de allereerste tango's afkomstig zijn van een typograaf Angel Villoldo, van spoorwegarbeiders zoals Domingo Santa Cruz, Agustin Bardi, Rafael Tuegols en Francisco Lomuto, van krantenverkopers zoals Francisco Canaro en Vicente Greco, van metselaars Ricardo Brignolo en Juan de Dios Filiberto, van een schilder van reclameborden Eduardo Arolas of van een monteur Juan Maglio, enz.
In de eerste tien jaar van deze eeuw gaan beroepsmusici zich met de tango bezighouden, wat overigens niet direct leidt tot een synthese tussen conservatorium en mystiek. De ritmische vorm ligt nog niet vast, de oude 2/4 maat, verdeeld in achtste noten, neigt er, verbasterd door het dansen, toe een 4/4 maat te worden zonder dat dit als zodanig formeel wordt vastgelegd. Toen groeiden de trio's uit tot grotere formaties zonder een voorgeschreven bezetting.
Guardia Vieja – de oude garde
De primitieve stijl van tango spelen is bekend als guardia vieja - oude-garde.
Roberto Firpo, Francisco Canaro en Juan Carlos Cobian en het Orquesta tipica
Roberto Firpo schiep een formatie die alleen door het geld van de cabarets in stand gehouden kon worden: het Orquesta tipica [typisch orkest]. Terwijl de bandoneons en de violen de melodische lijn speelden, benadrukten de piano en de bas het binaire time, overgeërfd van de oude trommels. Firpo varieerde de melodische patronen en ontwikkelde de bifonie tussen de twee groepen instrumenten, violen en bandoneons, hoewel hij niet tot het contrapunt kwam. In die overgangstijd speelden nog twee andere orkesten een belangrijke rol: het orkest van Francisco Canaro en dat van Juan Carlos Cobian.
Guardia Nueva - de nieuwe garde
Julio De Caro
Vanaf de jaren '20 begint een nieuwe stijl die men kent als la guardia nueva, de nieuwe garde. Zijn uitvinder is Julio De Caro. Daarom praat men over tango pre en post De Caro. Fresedo's orkest speelde spectaculair: glissandi [glijden van vingers over snaren en toetsen] van harpen en piano, geroffel van slagwerk, gerinkel van bekkens en arpeggio's van de vibrafoon, maakten hem de lieveling van het publiek in de meest chique etablissementen.
Julio De Caro had een Sexteto tipico dat, ondanks zijn eenvoudige bezetting - twee violen, twee bandoneons, piano en contrabas - alle schakeringen vertoonde die de tango zijn typische geluid geven. De Caro is de grondlegger van de moderne tango, waarvan hij de codes in intellectueel opzicht vastlegde door het verleden en heden te synthetiseren en daarmee de normen voor de toekomst te bepalen. Het Sextet van De Caro was ritmisch en polyfoon.
Hij ontwikkelde de afstand in de polyfonie door de bandoneons de melodische solo's te laten spelen en de violen en pedal (noten te laten aanhouden) of omgekeerd. De bas ondersteunde de ritmische basis en de piano speelde de intermezzo's en intro's en verving in sommige passages het hele orkest. Bovendien maakte hij opnieuw gebruik van bestaande technieken zoals het strijken met de 'verkeerde kant' van de strijkstok over de snaren van de viool of de bas, het fluiten van twee of drie stemmen, andere geluiden, pizzicati en getokkel op de viool.
Hij zette een hoorn op de viool om het volume te vergroten en een nasaler geluid te krijgen, dat dichter bij de menselijke stem kwam. Bovendien voegde hij aan het gebied als een conditio sine qua non muzikaal contrapunt toe. Vanwege al deze innovaties spreekt men van de predecariaanse of postdecariaanse tango.
Tango Argumental o Tango Canción
Een grondige transformatie zal gebeuren vanaf 1916: het begin van wat we noemen tango argumental o tango canción, tango met een tekst en een verhaal. De teksten zijn voor ons belangrijker dan de muziek. Het zijn echter noch de muziek noch de dans, maar juist de onderwerpen die vanaf onze vroegste jeugd in ons geheugen geprent staan, waarmee vooral de Porteno, de inwoner van Buenos Aires, en ook de rest van de Argentijnen zich identificeren.
"In de teksten van de tango ligt een wereld verborgen, die meestal wordt veracht, een wereld die de sleutel vormt voor het zijn en het functioneren van het Rio de la Plata-gebied."
Enrique Santos Discépolo
De beroemde zin van Enrique Santos Discépolo, een van de grote tango-auteurs: "el tango es un pensamiento triste que se puede bailar" de tango is een droevige gedachte waarop men kan dansen wordt verkeerd geinterpreteerd ais men niet ziet dat "de droevige gedachte" de echte kern is. "De droevige gedachte" kan bezongen, uitgesproken, beluisterd, gevoeld, gefluit en gedanst worden.
Carlos Gardel
Vanaf het moment waarop Carlos Gardel, tot nu toe de beste tango-zanger, Mi noche triste van Pascual Contursi heeft gezongen in 1916 begint een nieuwe periode in de geschiedenis van de tango, die men de periode van de tango canci6n noemt. Vanaf dat moment kan geen porteno aan de invloed van de tango ontkomen.
Het tangolied bereikte zijn hoogtepunt bij Carlos Gardel, Azucens Maizai, Ignacio Corsini, Agustin Magaldi. De tango verliet de danszalen en trok zich, zoals in de beginjaren, terug in het verdriet en de nostalgie.
Sommige buitenlanders die tangoteksten kennen, keuren de wereld van de tango af. De teksten komen niet overeen met de denkbeeldige wereld die door de muziek en de dans wordt opgeroepen. Met Mi noche triste begint de thematiek van de verlaten man of de verlaten vrouw in de tango. Men denkt dat dit de enige thematiek van de tango is. Niets is minder waar. Het is waar dat er veel tango's met deze thematiek zijn, maar er zijn ook veel andere onderwerpen en zelfs binnen dit onderwerp veel variaties.
Luister naar Carlos Gardel en zijn La Cumparsita. Een opname van 1927.
Een levensfilosofie
De teksten van de tango weerspiegelen de levensfilosofie van de man of vrouw van Buenos Aires.
Terug naar de eerste belangrijke gezongen tango met als onderwerp de verlaten man. De reactie van de in de steek gelaten man of vrouw verschilt: hij of zij wil wraak nemen of alleen huilen of erkennen dat alles zijn eigen schuld was of proberen hem of haar te vergeten met alcohol. Alcohol is ook belangrijk maar altijd als een middel om te vergeten. Door de alcohol kan je ook het absurde van het leven vergeten.
Het onderwerp van de liefde betreft niet enkel man-vrouw relatie, maar ook kinderen-ouders, en vooral de moeder. De rol van de moeder in de tango is heel belangrijk: het is de enige zuivere liefde.
Niet alleen mensen, maar de buurt, de straten van onze jeugd, de lantaarn op straat, de café's, de haven, de stad zijn het motief om te beminnen en te bezingen.
Hier heeft Buenos Aires de belangrijkste rol en wordt als minnares bezongen:
"Buenos Aires, Buenos Aires como una querida als een minnares, cuando estas lejos, wanneer je weg bent, lo mejor hay que amarte." Is het het beste om van je te houden."
De buurt en de stad zijn een band met het verleden, met de eigen identiteit. Voor een tanguero/a tangoman/vrouw zijn de buurt en de stad een deel van zijn/haar eigen ziel.
De relatie met hen is ontologisch. De tangomens bestaat omdat tango bestaat. Tango bestaat omdat de stad en zijn buurten bestaan. Dit alles tegen de achtergrond van tijdelijkheid. De Manager van de tango is zich bewust van de vergankelijkheid die alles, zelfs de liefde, verpest. Tegen dat alles is er maar een middel: de ironie, soms het sarcasme, zichzelf in de spiegel te bekijken om op deze manier tegen de dood te strijden. Een ander middel is het bezingen van de kleine dingen die onze dagelijkse wereld vormen.
De belangrijke dingen zijn niet de luxe, niet het geld niet de schijnwereld, maar wat we echt doen, echt voelen en waar we echt van houden. De schijnwereld wordt door de tango afgekeurd, maar bezingt de liefde voor de oorspronkelijke buurt, voor de trouwe vrienden - vriendschap doet egoisme vergeten -, voor de trouwe liefde: de enige reden waarom het zinloze leven waard is om te leven. Daarom worden de vrouw of de man die door de "lichten van het centrum", d.w.z. de luxe, de banaliteit verblind wordt, door de tango streng bekritiseerd.
De tangomens is niet een echt gelovig iemand. Misschien gelooft hij in god, maar niet in de kerk en de priesters. Toch is Jezus een groot figuur in sommige tangoteksten. Maar het beeld van Jezus is dat van een goede kerel, een beetje te naref, soms zielig, in ieder geval met goede bedoelingen. Discépolo, de beste metafysicus van de tango, zoekt god achter de ellende van het leven.
In 1935 belandde Juan D'Arienzo, een ex-violist, na een vruchteloos uitstapje naar de jazz, in het cabaret Chantecler met een tango-orkest en een repertoire in de stijl van de Guardia Vieja. Dit sloeg geweldig aan. In de ban van deze eenvoudige en directe wijze stroomde het grote publiek de dansvloeren op.
Anibal Troilo, voor veel mensen de beste, bracht, zonder de decariaanse grenzen te doorbreken, de tango en het orkest veel verder dan de voorgeschreven vormen van de Guardia Nueva. Allereerst de functie van de bandoneon: hij begon het instrument te bespelen en sleepte in zijn spel het hele orkest met zich mee, terwijl hijzelf het muzikale middelpunt bleef. Vervolgens de rol van de piano: met zijn sterke linkerhand gaf Orlando Goni, een van de grootste pianisten van de tango, de piano zijn ritmische geest van de zwarte trommels terug. Ten derde vergrootte Troilo het aantal instrumenten: vier violen, vijf bandoneons en naast de contrabas een altviool en een cello. En tenslotte voegde hij aan het orkest een veertiende musicus toe: de arrangeur. Ook bracht hij een belangrijke vernieuwing in de plaats die hij de menselijke stem gaf.
Osvaldo Pugliese
Het tango-orkest van Osvaldo Pugliese, met een bijzondere stijl, moet eveneens vermeld worden. De geschiedenis van de tango heeft zoveel orkesten, namen, componisten, dichters, enz. dat het onmogelijk is iedereen te vermelden.
De jaren '40 worden beschouwd als de Gouden tijden van de tango. "De bloei van de tango in de jaren veertig komt voort uit de periode van grote welvaart die Argentinië beleefde. Het uitbreken van de oorlog in 1939 en het daaropvolgende stopzetten van de invoer, noodzaakte het land ertoe zelf de producten te maken die tot dan toe in het buitenland gefabriceerd werden. Hierdoor kreeg de industrie een sterke impuls. Er kwam een einde aan de werkioosheid door de grote behoefte aan arbeidskrachten en doordat er, in tegenstelling tot voor 1943, geld genoeg was.
In zo'n welvaart vonden ook musici werk, niet alleen omdat het publiek om hun kunst vroeg, maar ook omdat in 1946 een democratische regering aan de macht was gekomen, die de nationale muziek beschermde en met beurzen en prijzen de componisten aanmoedigde. Het eerste artikel van Decreet 33.711 uit 1950 stelde vast dat alle media verplicht waren minimaal 50 % nationale muziek aan te bieden.
Astor Piazzolla
Sinds het einde van de jaren '50 is tango niet meer de favoriete muziek van de jeugd. De kant en klaar muziek heerst overal en ook in Buenos Aires. Piazzolla probeerde in de jaren '60 een quasi intellectuele tango die afgekeurd werd door de tradicionalisten van het genre. Door de oude tangomensen wordt Piazzolla beschouwd als een profaan. Zijn publiek is oorspronkelijk de snobistische hoge en middenklasse. Toch was hij tot nu toe de laatste revolutie van de tango en, als vernieuwer, een van de belangrijkste vertegenwoordigers die de tangomuziek terug in heel de wereld bekend maakte.
Ondanks het feit dat de laatste vijf jaar veel jonge mensen leren dansen is tango niet meer de muziek van de jeugd. Een jeugd die aangetrokken wordt door de consumptiemaatschappij, door nagemaakte en voorgemaakte idolen met verblindend succes, door de massamedia-personages, die gemakkelijk geld en roem verwerven.
Een jeugd, dus, die niet aangetrokken wordt door de filosofie van de tango, maar precies het tegenovergestelde beweert. Ze vinden tangoteksten iets ouderwets, belachelijk. Ze houden meer van internationale hits of van wat rock nacional wordt genoemd. Toch gaan veel van de rockauteurs of vertolkers naar de bronnen van de tango, vooral wat filosofie betreft.
Tango is dus iets voor volwassenen, voor mensen die slechte ervaringen hebben gehad, verloren liefdes, heimwee naar hun kindertijd of geboorteplaats, mensen die al de ironie, de onzin van het leven kennen, mensen die levenservaring kunnen verwoorden. Oais Luis Labrana zegt: "Nu, in deze tijden, is tango voor de Argentijnen wat de Griekse tragedie is voor de Grieken: je leest niet iedere dag Sofocles of Euripides, maar ze bestaan als achtergrond en je gaat terug naar die bronnen wanneer je ze nodig hebt."
Tango, een passie
Tango is dus meer dan een dans, een ritme: het is poëzie, het is een manier van denken, het is een filosofie, een manier om het leven te bekijken, een manier van leven, een passie. Daarom overleeft de tango ondanks de beperkte productie van de laatste jaren. Daarom leeft tango nog en gaat het rond de wereld als de vingerafdruk van de Argentijnen. Zal het veranderen ? Zeker zal het veranderen. Maar toch zal het leven, steeds spontaan, agressief, een afspiegeling zijn van de stad en van de gevoelens en de mentaliteit van een groot deel van zijn mensen.
De Tango is een manier van zijn,
van voelen,
van te zeggen,
"Hou van mij"
De tango is, net als de jazz, niet dood. Omdat zijn poëzie, deze droevige gedachte waarop je zelfs kunt dansen, op het ritme van het vermoeide hart van Shango op je zal afkomen, via de metamorfose tromslagen op politieke manifestaties, via het tweetonige zingen van de voetbalsupporters, via de speurtocht van de jeugd van de nationale rock, via een eenzame trommelaar, via de bandoneon van Piazzolla, Mosalini of Marcucci, via de eeuwige stem van Carlos Gardel of de nieuwe van Adriana Varela of Luis Cardei of Juan Carlos Caceres, via de oude en de nieuwe verzen, om de zin van de liefde, de vriendschap, het leven in ere te herstellen.
Tango... een passie.
...omdat Tango meer is...